Bye bye Panamarenko (1940-2019)

Door een van Cupido’s vele capriolen ben ik zijdelings in het leven van Panamarenko gegleden. Dik vier jaar geleden werd ik verliefd op een lieve mevrouw uit Tielt die een goede vriendin van Eveline Hoorens bleek te zijn: Sofie Baert. En zo stonden Panamarenko en ik bij een volgende ontmoeting van de twee vriendinnen oog in oog. Een beetje onwennig: voor mij was hij op dat moment eerder mijnheer Hoorens en voor hem zal ik eerder mijnheer Baert zijn geweest. De dames namen meteen vrolijk kwetterend de draad van hun vroegere conversaties op, terwijl wij heren in het begin aarzelend een gemeenschappelijke grond voor gesprek moesten zoeken. Maar die was bij een eerste glas bubbels snel gevonden. Het wou lukken dat ik in die tijd (vanuit de vaststelling dat politici er niet in slagen datgene te doen waarvan we allemaal weten dat het nodig is voor een betere samenleving) aan een reeks machines voor een betere toekomst werkte: Autopia. Dat was een onderwerp waar hij zich heel geestdriftig in kon inleven: hij had uiteraard een grote fascinatie voor techniek, maar wat minder mensen weten was dat hij in de jaren ’60 ook een echte wereldverbeteraar was, en dat hij bijvoorbeeld een manifest heeft geschreven over een utopische samenleving zonder handel of industrie, zonder lelijke wegen of huizen, waarin de kunstenaar onbelemmerd zijn eigen leven kon leiden, al reizend met zeppelins louter voor het schoon.

Een van de vele paradoxen van Panamarenko was dat hij – hoe weinig behoefte aan menselijk contact hij ook had (zijn Evelientje niet te na gesproken) – hij wel degelijk van gezelschap kon genieten. Eenmaal je er was, ontpopte hij zich tot een aandachtig luisteraar en een meesterlijk verteller. Vele gedenkwaardige vertellingen heeft hij met mij gedeeld, over de V1 en V2’s (primitieve tuigen waarvan hij me van naaldje tot draadje uitlegde hoe hij die kon verbeteren), het uitsterven van de Dodo (opgegeten door de Nederlanders, volgens hem op Mauritius, volgens mij op Ile de la Reunion – hij had gelijk natuurlijk) en niet te vergeten de lengte van de minirokjes van de Sovjetrussische airhostessen (uitzonderlijk kort volgens zijn herinnering). Over zijn wandelingen op de Furkapas, over zijn bodyguard – de staarkste man van de wereld – ene Luk Masselis (allé, misschien ister nog een staarkere in Buzjumbura, maar die kennen we nie, dus dat telt nie), over hoe hij Jan Hoet heeft groot gemaakt, over al zijn reizen en tentoonstellingen, heel veel verhalen over galeristen die op één uitzondering na niet te vertrouwen zijn, en over de Antwerpse leugenaars… De nieuwe generatie kunstenaars vond hij maar niks, allé, eigenlijk was er geen enkele andere grote kunstenaar behalve hijzelf. ‘t Is te zeggen, hij bewonderde Joseph Beuys, en die beschouwde hém als de beste kunstenaar ter wereld, maar aangezien Beuys dood is, schoot alleen hij nog over. Zo simpel was dat. In gesprek met Pana had alles een grote vanzelfsprekendheid, hij was altijd 100% zichzelf en wat hij zei was ook altijd 100% plausibel.

Een goede vriend van Panamarenko kan ik mij bezwaarlijk noemen. Ik weet niet hoeveel vrienden hij op het einde van zijn leven had, maar veel zullen het er niet geweest zijn. Drie jaar ongeveer heb ik hem gekend, en veel behoefte aan contact met andere mensen legde hij in die periode niet aan de dag. Hij zag nog wel af en toe relaties en kennissen van vroeger, maar liefst van al was hij thuis in Michelbeke, in zijn favoriete zetel, met zijn Eveline, zijn papegaai en zijn honden, en met een weids uitzicht over de velden. Of in de zomer in zijn tuin, onder de perenboom, bij de vijver met de ganzen, om te kijken naar het groeien van het gras. Hoewel hij veel en met plezier had gereisd, begon hij er nu vooral de ongemakken van te voelen en te vermijden.

Niksdoen is het intelligentste én het moeilijkste wat er is, want iedereen wil u altijd maar aan het werk zetten. Maar hoe gaat dat bij een rijk gedekte tafel met oesters kaviaar en wat rum en sigaren, na de ene spitsvondige ingeving en de andere kruisbevruchtende inspiratie: van het ene komt het andere, en zo liet hij zich toch overtuigen om mee te werken aan mijn Pubersentimat™: een automaat die jeugddromen waar maakt. Zijn jeugddroom was nota bene piloot worden, maar dat had hij toen puntje bij paaltje kwam dan toch maar te gevaarlijk gevonden. En neen, hij werkte aan niets mee, maar als ik voor drie kortgerokte sovjetrussische hostessen kon zorgen, wou hij wel poseren in mijn foto. Zo ontstond één van de hoekstenen uit mijn oeuvre, een vrij doorwrocht tafereel met Pana en Eveline als hoofdfiguur, tijdens een memorabele namiddag in de Grisby in Tielt. Later creëerden we de Regenbooggenerator™, en tenslotte een reeks portretten en een tableau ter promotie van zijn tentoonstelling Around the World in 80 Years, waarin tal van BV’s hun opwachting maakten. Mark Uytterhoeven, Rob Vanoudenhoven, Stijn Meuris, Guido Belcanto, Guy Mortier, Els De Schepper, William Sweetlove, Michael Borremans, Vive la Fête, Herman Brusselmans, Ruben Block, Günther Neefs, Wim Opbrouck en vele anderen, allemaal maakten ze hun opwachting. Hij keek er niet naar uit, allemaal gedoe, maar toen die mensen er eenmaal waren, stamelend van de bewondering, bleek hij de meest joviale gastheer die ik me had kunnen voorstellen. Hij genoot er met volle teugen van, hij was guitig en attent, en zo werd het een feest, ook voor mij om in die omstandigheden te kunnen fotograferen temidden een enthousiast gezelschap. Sommige besnorde heren van stand die met veel panache een radio- en tv-blad hebben geleid beweren dat de shoot van het finale tafereel wel zes uur duurde en dat er weinig gezegd werd, maar volgens mijn chronometer duurde die welgeteld 37 minuten en dat kwam dan nog vooral omdat mijn modellen voortdurend in een lach schoten door alle grappen en grollen die over en weer bleven vliegen. Het was pure magie, een uitzonderlijk moment voor iedereen die aanwezig was.

Twee dagen later belde Eveline ‘s ochtends en stond onze wereld op zijn kop: Panamarenko, net nog zo springlevend, was in zijn slaap overleden.

Achteraf gezien – en ik zeg dat nadat we de tribute tentoonstelling hebben bezocht en nog eens van al die prachtige werken hebben mogen genieten – is voor mij zijn allergrootste nalatenschap het leven van Panamarenko zelf. Zijn leven was eigenlijk de overtreffende trap van zijn kunst. Hoe deze hele bijzondere man altijd zichzelf is geweest, hoe hij zijn eigen leven gestalte heeft gegeven, goed wetend wat hij wou en hoe hij het wou, en met heel veel overtuigingskracht – door zijn naam te veranderen, door er multimiljonair aan toe te voegen, door koppig zijn ding te doen, door neen te zeggen ook als de druk en de verleiding groot was om het omgekeerde te doen, door zich uit het hele kunstcircus terug te trekken om bij zijn Evelientje te zijn… altijd opnieuw heeft hij zijn dromen waar gemaakt, niet door er op te zitten wachten, maar door ze met volle overtuiging met iedereen te delen tot ze uiteindelijk niet anders konden dan waar worden, en door er dan met volle teugen van te genieten en te blijven genieten. Op die manier is hij voor mij een van de grootste levenskunstenaars die ik ken, een lichtend voorbeeld, en gelukkig herinnert de alomtegenwoordige vrijheidsdrang in zijn werken ons daar voortdurend aan.

Neen, zijn vriend mag ik mij zeker niet noemen. Zijn fotograaf ook niet, dat kunnen anderen met veel meer recht en reden claimen. Laten we het erop houden dat ik het voorrecht heb genoten om met deze meesterlijke levenskunstenaar en verhalenverteller te hebben mogen spelen en dromen en verzinnen, een uitzonderlijk plezier waarvoor ik hem en zijn vrouw Eveline altijd dankbaar zal blijven… en mijn vrouwke Sofie niet te vergeten natuurlijk.

Opening “Around the World in 80 Years”, Campo & Campo, januari 2020.